dinsdag 27 mei 2014

ABC-methode

Paradise Regained – Hendrik Marsman

De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.

zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

een held're, verruk'lijk-­meeslepende wijs:

'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar 't Paradijs'.

Dit gedicht is een traditioneel gedicht, maar er is geen sprake van een bepaalde dichtsoort. Er zijn vijf strofen. De eerste strofe heeft vijf versregels, de tweede vier, de derde slechts één en de vierde heeft weer vier versregels. Er wordt gebruik gemaakt van rijm, maar er zit niet een bepaald rijmschema in. Er staan teveel losstaande zinnen tussen. Alleen de laatste strofe heeft een kloppend rijmschema, een omarmend rijm: ABBA. Reis - Paradijs is mannelijk rijm en rozen - matrozen is vrouwelijk rijm. In de tweede strofe wordt gebruik gemaakt van gelijk rijm (water - water). Fonteinen - pleinen is een voorbeeld van middenrijm. Er word veel gebruik gemaakt van enjambementen, vooral in de laatste versregels van de eerste strofe en in de overgang van strofe twee naar strofe drie. Ook elisie wordt veel gebruikt: 't, held're en verruk'lijk. Zon - zee, blauwe - bergen en zorgeloos - zingt zijn voorbeelden van alliteratie.

Er zit veel beeldspraak in dit gedicht. 'De zon en de zee springen open' is een voorbeeld van personificatie. 'Waaiers van vuur en zij', 'blauwe bergen van den morgen', 'fonteinen van licht', 'stralende pleinen van 't water', 'de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen' en 'de morgen en de nacht twee blauwe matrozen' zijn asyndetische vergelijkingen, 'scheert de wind als een antilope voorbij' is een gewone vergelijking. Ook zitten er veel voorbeelden van stijlfiguren in het gedicht. 'Held're, verruk'lijk-meeslepende wijs' is een enumeratie. De tweede en derde versregel van de laatste strofe is een voorbeeld van parallellie.

Ik heb dit gedicht gekozen, omdat de titel mij meteen aansprak. Hoewel ik het gedicht nog niet helemaal snap, vind ik het mooi hoe de schrijver alledaagse natuurverschijnselen op een hele andere manier beschrijft. Ik denk dan ook dat het gedicht vooral daarover gaat en dat vind ik heel origineel, omdat ik nog niet veel gedichten heb gelezen die over de natuur gaan.


Een kraai bij Siena - Willem van Toorn

Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena: een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onder af,
met die averechtse vleugels.

Door de kijker met zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
van de zwaluwen - hij blijft een aardse

zitter, die heeft gedacht:
waarom zij wel verdomme? en is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.

Hoe deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.

Dit gedicht is een modern gedicht. Het is geen bepaalde dichtsoort en er zit geen rijmschema in, hoewel sommige versregels wel rijmen. Lap - landschap is mannelijk rijm en opgestegen - bewegen is vrouwelijk rijm. Averechtse - vleugels is een vorm van medeklinkerrijm, slimme - snavel is een alliteratie. Er zit geen metrum in het gedicht. Er wordt wel veel gebruik gemaakt van het enjambement.
'Een verkreukelde zwarte lap' is een asyndetische vergelijking, waarbij de kraai het object en 'een verkreukelde zwarte lap' het beeld is. 'Dit veel te grote blauw' is een metafoor. Het weggelaten object hierbij is de lucht. 'Slimme snavel', 'eigenwijs hoofd' en 'deze woorden bewegen' zijn allemaal vormen van personificatie.
Ik vind dit gedicht interessant, omdat het makkelijk te begrijpen is en het over een apart, alledaags onderwerp gaat. De kraai, een dier dat we bijna dagelijks zien, wordt hier in een heel ander perspectief getoond.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten