Paradise Regained – Hendrik Marsman
De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water
een held're, verruk'lijk-meeslepende wijs:
'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar 't Paradijs'.
Dit gedicht is een traditioneel gedicht, maar er is geen sprake van een bepaalde dichtsoort. Er zijn vijf strofen. De eerste strofe heeft vijf versregels, de tweede vier, de derde slechts één en de vierde heeft weer vier versregels. Er wordt gebruik gemaakt van rijm, maar er zit niet een bepaald rijmschema in. Er staan teveel losstaande zinnen tussen. Alleen de laatste strofe heeft een kloppend rijmschema, een omarmend rijm: ABBA. Reis - Paradijs is mannelijk rijm en rozen - matrozen is vrouwelijk rijm. In de tweede strofe wordt gebruik gemaakt van gelijk rijm (water - water). Fonteinen - pleinen is een voorbeeld van middenrijm. Er word veel gebruik gemaakt van enjambementen, vooral in de laatste versregels van de eerste strofe en in de overgang van strofe twee naar strofe drie. Ook elisie wordt veel gebruikt: 't, held're en verruk'lijk. Zon - zee, blauwe - bergen en zorgeloos - zingt zijn voorbeelden van alliteratie.
Er zit veel beeldspraak in dit gedicht. 'De zon en de zee springen open' is een voorbeeld van personificatie. 'Waaiers van vuur en zij', 'blauwe bergen van den morgen', 'fonteinen van licht', 'stralende pleinen van 't water', 'de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen' en 'de morgen en de nacht twee blauwe matrozen' zijn asyndetische vergelijkingen, 'scheert de wind als een antilope voorbij' is een gewone vergelijking. Ook zitten er veel voorbeelden van stijlfiguren in het gedicht. 'Held're, verruk'lijk-meeslepende wijs' is een enumeratie. De tweede en derde versregel van de laatste strofe is een voorbeeld van parallellie.
Ik heb dit gedicht gekozen, omdat de titel mij meteen aansprak. Hoewel ik het gedicht nog niet helemaal snap, vind ik het mooi hoe de schrijver alledaagse natuurverschijnselen op een hele andere manier beschrijft. Ik denk dan ook dat het gedicht vooral daarover gaat en dat vind ik heel origineel, omdat ik nog niet veel gedichten heb gelezen die over de natuur gaan.
Een kraai bij Siena - Willem van Toorn
Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena: een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onder af,
met die averechtse vleugels.
Door de kijker met zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
van de zwaluwen - hij blijft een aardse
zitter, die heeft gedacht:
waarom zij wel verdomme? en is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.
Hoe deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.
Dit gedicht is een modern gedicht. Het is geen bepaalde dichtsoort en er zit geen rijmschema in, hoewel sommige versregels wel rijmen. Lap - landschap is mannelijk rijm en opgestegen - bewegen is vrouwelijk rijm. Averechtse - vleugels is een vorm van medeklinkerrijm, slimme - snavel is een alliteratie. Er zit geen metrum in het gedicht. Er wordt wel veel gebruik gemaakt van het enjambement.
'Een verkreukelde zwarte lap' is een asyndetische vergelijking, waarbij de kraai het object en 'een verkreukelde zwarte lap' het beeld is. 'Dit veel te grote blauw' is een metafoor. Het weggelaten object hierbij is de lucht. 'Slimme snavel', 'eigenwijs hoofd' en 'deze woorden bewegen' zijn allemaal vormen van personificatie.
Ik vind dit gedicht interessant, omdat het makkelijk te begrijpen is en het over een apart, alledaags onderwerp gaat. De kraai, een dier dat we bijna dagelijks zien, wordt hier in een heel ander perspectief getoond.
Poëzie Nederlands
dinsdag 27 mei 2014
zondag 25 mei 2014
Rijm en Metrum
Metrum:
Woningloze - J. Slauerhoff
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Nooit vond ik ergens anders onderdak
voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak
een tent werd door den stormwind meegenomen.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
in steppen, stad en woud dat onderkomen
kan vinden, deert mij geen bekommernis.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt
en tevergeefs om zachte woorden smeekt,
waarmee 'k welkeer kon bouwen, de aarde
mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
plek waar mijn graf in 't donker openbreekt.
In dit gedicht zit geen doorlopend metrum. Er zijn wel vormen van elisie: 'k en 't in de laatste strofe zijn duidelijke voorbeelden. Ook 'zoolang ik' wordt bij het voorlezen van het gedicht samengetrokken. De schrijver heeft veel gebruik gemaakt van enjambement in dit gedicht. De laatste twee regels van de tweede strofe en de laatste twee regels van de laatste strofe zijn hier goede voorbeelden van. De schrijver maakt vooral gebruik van het enjambement om het rijmschema kloppend te maken.
Rijm:
Woningloze heeft geen dichtsoort, maar wel een rijmschema: gebroken rijm met ABBC - ADCD - CEEFFE. De A in het rijmschema is een zin die herhaald wordt, en dus gelijk rijm. B, D en E zijn mannelijk rijm, C en F zijn vrouwelijk rijm. Nacht - kracht in versregel twee van de laatste strofe is binnenrijm, in combinatie met zachte in de volgende regel ook middenrijm. Steppen - stad en waarmee - welkeer zijn voorbeelden van alliteratie.
Kind van Mei - (dichter onbekend)
Ik ben een Kind van Mei, een dagdromer, als ik in
het rond kijk, ontwaar ik waarheden, als bloesems blaas
ik ze van bomen, de atomen vormen een waas
van een wanordelijke waarachtigheid waarin
ik mezelf verlies, waarin ik mezelf niet terug vind,
maar heus, dat geeft niet, want ik draag de onwetendheid
als een vest. Wanneer het lente is, trek ik geheid
het vest weer uit, want ik ben van Mei, een lentekind
Ik besef me terdege, dat ik ben verwekt in
de apotheose van een zonnige zomer
een broeierig najaar waar zwoele zomerse zin
wederom overwon, hoewel de liefde lomer
was, en 't behagen trager ging, maar toch evenmin
geboorte gaf aan een Kind van Mei, een dagdromer.
Dit gedicht is een sonnet. Het heeft vier strofen, waarbij de eerste twee strofen vier regels hebben en de laatste twee strofen drie, dus twee kwatrijnen en twee terzetten.
Ook het rijmschema is dat van een sonnet: ABBA - ABBA - CDC - DCD
Alle regels hebben dus eindrijm. Bij bijna alle regels is dat mannelijk rijm, met uitzondering van zomer - lomer - dagdromer, dat is vrouwelijk rijm. Bomen - atomen is een voorbeeld van binnenrijm in het gedicht.
Bloesems - blaas, wanordelijke - waarachtigheid - waarin, zonnige - zomer, zwoele - zomerse - zin, liefde lomer en geboorte - gaf zijn voorbeelden van alliteratie in het gedicht. Wederom - overwon en behagen - trager zijn voorbeelden van assonantie.
Klein Orkest - Over De Muur
Oost-Berlijn, unter den Linden:
Er wandelen mensen langs vlaggen en vaandels.
Waar Lenin en Marx nog steeds op een voetstuk staan.
En iedereen werkt, hamers en sikkels,
Terwijl in parade-pas de wacht wordt gewisseld.
Veertig jaar socialisme er is in die tijd veel bereikt...
Maar wat is nou die heilstaat,
Als er muren omheen staan?
Als je bang en voorzichtig met je mening moet omgaan?
Ach, wat is nou die heilstaat, zeg mij wat is ie waard,
Wanneer iemand die afwijkt voor gek wordt verklaard?
Ref.
En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn.
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten.
Over de muur, over het IJzeren Gordijn,
Omdat ze soms in het westen soms ook in het oosten willen zijn.
Omdat ze soms in het westen soms ook in het oosten willen zijn.
West-Berlijn: de Kurfurstendamm!
Er wandelen mensen langs porno en peepshow.
Waar Mercedes en Cola, nog steeds op een voetstuk staan.
En de neonreclames, die glitterend lokken:
Kom dansen! Kom eten! Kom zuipen! Kom gokken!
Dat is nou veertig jaar vrijheid, er is in die tijd veel bereikt...
Maar wat is nou die vrijheid, zonder huis, zonder baan?
Zoveel Turken in Kreutzberg die amper kunnen bestaan.
Goed... je mag demonstreren, maar met je rug tegen de muur
En alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.
Ref.
En de vogels vliegen van West- naar Oost-Berlijn.
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten.
Over de muur, over het IJzeren Gordijn,
Omdat ze soms in het oosten soms ook in het westen willen zijn.
Omdat er brood ligt soms bij de Gedachtniskirche, soms op het Alexanderplein!
Er wandelen mensen langs vlaggen en vaandels.
Waar Lenin en Marx nog steeds op een voetstuk staan.
En iedereen werkt, hamers en sikkels,
Terwijl in parade-pas de wacht wordt gewisseld.
Veertig jaar socialisme er is in die tijd veel bereikt...
Maar wat is nou die heilstaat,
Als er muren omheen staan?
Als je bang en voorzichtig met je mening moet omgaan?
Ach, wat is nou die heilstaat, zeg mij wat is ie waard,
Wanneer iemand die afwijkt voor gek wordt verklaard?
Ref.
En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn.
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten.
Over de muur, over het IJzeren Gordijn,
Omdat ze soms in het westen soms ook in het oosten willen zijn.
Omdat ze soms in het westen soms ook in het oosten willen zijn.
West-Berlijn: de Kurfurstendamm!
Er wandelen mensen langs porno en peepshow.
Waar Mercedes en Cola, nog steeds op een voetstuk staan.
En de neonreclames, die glitterend lokken:
Kom dansen! Kom eten! Kom zuipen! Kom gokken!
Dat is nou veertig jaar vrijheid, er is in die tijd veel bereikt...
Maar wat is nou die vrijheid, zonder huis, zonder baan?
Zoveel Turken in Kreutzberg die amper kunnen bestaan.
Goed... je mag demonstreren, maar met je rug tegen de muur
En alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur.
Ref.
En de vogels vliegen van West- naar Oost-Berlijn.
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten.
Over de muur, over het IJzeren Gordijn,
Omdat ze soms in het oosten soms ook in het westen willen zijn.
Omdat er brood ligt soms bij de Gedachtniskirche, soms op het Alexanderplein!
Over de Muur van het Klein Orkest gaat over de Berlijnse Muur en de situatie in Berlijn in de jaren '80. Het is geschreven en uitgebracht in 1984 en kwam opnieuw in de top 40 in 1989, toen de Berlijnse Muur viel.
Rijm:
Het eerste deel van het eerste couplet heeft geen rijmschema, maar wel assonantie (vaandels - staan) en alliteratie (vlaggen - vaandels)
Het tweede deel heeft ook geen rijmschema, maar wel twee keer assonantie (sikkels - gewisseld en tijd - bereikt) Het derde deel heeft wel een rijmschema. De eerste regel staat hier los van, maar de rest van de regels hebben een gepaard eindrijm. Staan - omgaan en waard - verklaard zijn beide mannelijk rijm.
Het refrein heeft ook een rijmschema. Door de tweede regel is de uitzondering, die heeft binnenrijm. Teruggefloten - neergeschoten is vrouwelijk rijm. De rest van het refrein is gebroken rijm. Berlijn - Gordijn - zijn - zijn / Alexanderplein is mannelijk rijm. Vogels - vliegen is een alliteratie.
Het eerste deel van het tweede couplet heeft geen rijmschema, maar wel alliteratie (porno - peepshow).
Het tweede deel heeft ook niet echt een rijmschema, de eerste twee regels rijmen, maar de derde regel valt er weer buiten. Lokken - gokken is vrouwelijk rijm. Vrijheid - tijd - bereikt is een assonantie.
Het derde deel heeft wel een rijmschema, namelijk gepaard rijm. Baan - bestaan en muur - duur zijn allebei mannelijk rijm.
Het eerste deel van het eerste couplet heeft geen rijmschema, maar wel assonantie (vaandels - staan) en alliteratie (vlaggen - vaandels)
Het tweede deel heeft ook geen rijmschema, maar wel twee keer assonantie (sikkels - gewisseld en tijd - bereikt) Het derde deel heeft wel een rijmschema. De eerste regel staat hier los van, maar de rest van de regels hebben een gepaard eindrijm. Staan - omgaan en waard - verklaard zijn beide mannelijk rijm.
Het refrein heeft ook een rijmschema. Door de tweede regel is de uitzondering, die heeft binnenrijm. Teruggefloten - neergeschoten is vrouwelijk rijm. De rest van het refrein is gebroken rijm. Berlijn - Gordijn - zijn - zijn / Alexanderplein is mannelijk rijm. Vogels - vliegen is een alliteratie.
Het eerste deel van het tweede couplet heeft geen rijmschema, maar wel alliteratie (porno - peepshow).
Het tweede deel heeft ook niet echt een rijmschema, de eerste twee regels rijmen, maar de derde regel valt er weer buiten. Lokken - gokken is vrouwelijk rijm. Vrijheid - tijd - bereikt is een assonantie.
Het derde deel heeft wel een rijmschema, namelijk gepaard rijm. Baan - bestaan en muur - duur zijn allebei mannelijk rijm.
Metrum:
Het metrum van dit nummer is de dactylus.
Beeldspraak en stijlfiguren
'40 jaar socialisme, er is in die tijd veel bereikt...' en 'dat is nu 40 jaar vrijheid, er is in die tijd veel bereikt...' bevatten allebei ironie. Dat kan je zien aan de drie punten aan het einde.
De coupletten vormen samen een parallellie: eerst wordt het schijnbare goede van dat deel van Berlijn beschreven, maar daarna laat de tekst zien dat dit 'goede' slechts schijn is.
'Het IJzeren Gordijn' is een metafoor voor de Berlijnse Muur.
'En de neonreclames, die glitterend lokken' is een personificatie.
'Kom dansen! Kom eten! Kom zuipen! Kom gokken!' is een enumeratie, een opsomming.
'En alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur' is een paradox.
'40 jaar socialisme, er is in die tijd veel bereikt...' en 'dat is nu 40 jaar vrijheid, er is in die tijd veel bereikt...' bevatten allebei ironie. Dat kan je zien aan de drie punten aan het einde.
De coupletten vormen samen een parallellie: eerst wordt het schijnbare goede van dat deel van Berlijn beschreven, maar daarna laat de tekst zien dat dit 'goede' slechts schijn is.
'Het IJzeren Gordijn' is een metafoor voor de Berlijnse Muur.
'En de neonreclames, die glitterend lokken' is een personificatie.
'Kom dansen! Kom eten! Kom zuipen! Kom gokken!' is een enumeratie, een opsomming.
'En alleen als je geld hebt, dan is de vrijheid niet duur' is een paradox.
zondag 11 mei 2014
Beeldspraak en Stijlfiguren
Beeldspraak en stijlfiguren, we herkennen ze misschien niet altijd, maar we komen ze dagelijks tegen. Sterker nog, de vorige zin is een stijlfiguur: prolepsis of vooropplaatsing. Dit stijlfiguur gebruiken we vaak om nadruk te geven op een woord of woordgroep. Beeldspraak en stijlfiguren komen we dagelijks tegen, zoals op tv, in reclames, in een boek of een tijdschrift, maar ook in een gewoon gesprek. In reclames worden vaak hyperbolen gebruikt. Een product wordt op een overdreven manier aangeboden. Ook in gesprekken wordt dit stijlfiguur vaak gebruikt, vooral om irritatie aan te tonen. Ook het stijlfiguur eufemisme wordt vaak in gesprekken gebruikt, vooral als het gaat om onderwerpen waarover men niet makkelijk praat. Zo wordt over iemand die begraven wordt vaak gezegd dat diegene zijn of haar laatste rustplaats wordt gebracht. Een retorische vraag wordt vaak gebruikt in gesprekken en reclames, vooral om iemand te overtuigen. Men verwacht geen antwoord op de vraag, omdat het antwoord al duidelijk is. Een voorbeeld van een retorische vraag: zou iedereen niet een keer de lotto willen winnen? Synesthesie is een vorm van beeldspraak die vaak wordt gebruikt in gedichten en boeken. Het is een combinatie van indrukken van verschillende zintuigen, zoals een warme stem of bittere woorden. Een vergelijking is een vorm van beeldspraak die bijna overal gebruikt wordt. De afgebeelde (object) wordt met een bepaald beeld vergeleken in een punt van overeenkomst, meestal door middel van 'als' of het werkwoord 'lijken'. Personificatie wordt vaak gebruikt in boeken en gedichten. Iets dat niet menselijk is, heeft toch menselijke eigenschappen. Een voorbeeld: het gras kietelde mijn voeten.
In reclames komen vaak stijlfiguren en beeldspraak aan bod, en niet alleen in de verbale reclame. Ook in beeldreclames kunnen stijlfiguren en beeldspraak zitten (in bijna alle reclames zit sowieso het stijlfiguur hyperbool, overdrijving):
In reclames komen vaak stijlfiguren en beeldspraak aan bod, en niet alleen in de verbale reclame. Ook in beeldreclames kunnen stijlfiguren en beeldspraak zitten (in bijna alle reclames zit sowieso het stijlfiguur hyperbool, overdrijving):
De eerste reclame, van Greenpeace, maakt een vergelijking tussen een plastic zakje en een atoombom. De afgebeelde is hier het plastic zakje en het beeld is de atoombom. De boodschap van Greenpeace is hier dat een plastic zakje even gevaarlijk is voor het milieu als een atoombom.
In de tweede reclame, van de USB-stick, wordt de stick vergeleken met een ei. De afgebeelde is hier de usb, het beeld het ei. De boodschap die de makers willen geven is dat iets kleins, heel veel kan bevatten.
De derde reclame, van de kauwgom, vergelijkt de kauwgom met tandenpoetsen (tandenborstel). De afgebeelde is de kauwgom en het beeld is de tandenborstel. De boodschap van de makers is dat de kauwgom net zo goed is voor je tanden als tandenpoetsen.
Ook in gedichten wordt veel beeldspraak gebruikt, zoals in dit gedicht:
Morgen. De stad ontstaat.
Ik loop in haar geboorte
Met zoete ruggengraat
Een doffe perzikhuid
van jonge ochtendvochten
ligt op het asfalt uit.
De schoenen aan mijn voeten
geven een kusgeluid.
De tram, mijn gele bruidegom,
houdt voor mijn kleine voeten stil
en ik beklim het balkon.
De conducteur kijkt achterom.
De directeur, de handelsman
Zijn ook van gisteren weerom.
Een paar kruimels beschuit,
veeg ik nog van mijn lippen,
die ik naar voren uit.
Er zinken rose stippen
tussen mijn ogen en de ruit.
De schrijfmachine staat al klaar.
Kleine piano van mijn ziel,
waarop ik tik wat hem geviel
mij te bevelen, sterk en zwaar.
De geboorte van de stad in vers een is een metafoor voor het begin van een (werk)dag. De dag is hier de afgebeelde en de geboorte is het beeld. De tram, mijn gele bruidegom in vers vier is een asyndetische vergelijking , waarbij de tram de afgebeelde is en de gele bruidegom het beeld. Ook 'De schrijfmachine staat al klaar. Kleine piano van mijn ziel.' in het laatste vers is een asyndetische vergelijking. De kleine piano is het beeld en de schrijfmachine is de afgebeelde.
Ook stijlfiguren komen veel in gedichten voor:
Zie je ik hou van je,
Ik vin je zo lief en zo licht -
Je ogen zijn zo vol licht,
Ik hou van je, ik hou van je
En je neus en je mond en je haar
En je ogen en je hals waar
Je kraagje zit en je oor
Met je haar er voor
Zie je ik wou het graag zijn
Jou, maar het kan niet zijn,
Het licht is om je, je bent
Nu toch wat je eenmaal bent.
O ja, ik hou van je,
Ik hou zo vrees’lijk veel van je
Ik wou het allemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.
'Ik vin je zo lief en zo licht - je ogen zijn zo vol licht' is een woordspeling met homoniemen: het woord licht kan verschillende betekenissen hebben en daar is hier gebruik van gemaakt.
'Ik hou van je, ik hou van je' in vers een is een repetitio, herhaling, om nadruk te geven.
Bijna heel vers twee is een enumeratie, een opsomming, 'en je neus en je mond en je haar en je ogen en je hals waar je kraagje zit en je oor'.
zaterdag 10 mei 2014
Paradise Regained - Hendrik Marsman
6.
Paradise Regained – Hendrik Marsman
De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water
een held're, verruk'lijk-meeslepende wijs:
'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar 't Paradijs'.
Ik vind dit gedicht poëzie, omdat er gevoel (heimwee) in zit en goed gebruik is gemaakt van beeldspraak en stijlfiguren (vergelijking, metafoor, metonymia).
Paradise Regained – Hendrik Marsman
De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water
een held're, verruk'lijk-meeslepende wijs:
'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar 't Paradijs'.
Ik vind dit gedicht poëzie, omdat er gevoel (heimwee) in zit en goed gebruik is gemaakt van beeldspraak en stijlfiguren (vergelijking, metafoor, metonymia).
Poëzie
Poëzie heeft veel definities, zoals: een literaire vorm waar dichters gebruik van maken als ze stemmingsbeelden en gevoelens in het algemeen met weinig woorden weergeven. Of: een literaire vorm met een aantal uiterlijke kenmerken, zoals korte, niet doorlopende regels, ruime bladspiegel (manier waarop een blad is ingedeeld), metrum (maat), rijm, enz. Dit zijn vooral abstracte definities van poëzie. Mijn definitie voor poëzie is: een literaire vorm waarin dichters hun gevoelens weergeven door middel van beeldspraak en stijlfiguren. De emotionele betekenis van een gedicht is voor iedereen anders. De een zal het alleen een stel rijmende regels vinden, de ander zal de diepere betekenis snappen. Ik zal een gedicht mooi vinden als ik mezelf erin kan herkennen, wat meestal niet het geval is.
Poëzie is veranderd met de jaren. Zo is er een groot verschil tussen klassieke poëzie uit de Oudheid en poëzie van nu. In de Oudheid rijmde poëzie niet, dat wilden de dichters juist vermijden. Het metrum was wel zeer belangrijk, er moest een bepaald schema van lange en korte lettergrepen in zitten. Met Latijn en Grieks leren wij nu het metrum de dactylische hexameter. Het schema hierbij is lang-kort-kort, waarbij de twee korte lettergrepen een lange lettergreep kan worden. De kunst was om het hele verhaal in hetzelfde metrum te schrijven. De bekendste 'gedichten' uit de Oudheid zijn de Ilias en Odyssee van Homerus.
Ik heb dus al veel te maken gehad met 'gedichten' uit de Oudheid, maar met moderne gedichten kom ik niet vaak in aanraking, eigenlijk alleen bij Nederlands. De gedichten die we tijdens de eerste les hebben behandeld, reken ik allemaal tot de poëzie, ook al rijmen ze niet allemaal. Ze allemaal emotie bevatten, sommige zijn zelfs herinneringen, en dat vind ik het belangrijkst in een gedicht.
Poëzie is veranderd met de jaren. Zo is er een groot verschil tussen klassieke poëzie uit de Oudheid en poëzie van nu. In de Oudheid rijmde poëzie niet, dat wilden de dichters juist vermijden. Het metrum was wel zeer belangrijk, er moest een bepaald schema van lange en korte lettergrepen in zitten. Met Latijn en Grieks leren wij nu het metrum de dactylische hexameter. Het schema hierbij is lang-kort-kort, waarbij de twee korte lettergrepen een lange lettergreep kan worden. De kunst was om het hele verhaal in hetzelfde metrum te schrijven. De bekendste 'gedichten' uit de Oudheid zijn de Ilias en Odyssee van Homerus.
Ik heb dus al veel te maken gehad met 'gedichten' uit de Oudheid, maar met moderne gedichten kom ik niet vaak in aanraking, eigenlijk alleen bij Nederlands. De gedichten die we tijdens de eerste les hebben behandeld, reken ik allemaal tot de poëzie, ook al rijmen ze niet allemaal. Ze allemaal emotie bevatten, sommige zijn zelfs herinneringen, en dat vind ik het belangrijkst in een gedicht.
Abonneren op:
Posts (Atom)